priesterwijding: recht om God te naderen
De priesterlijke waardigheid
is de hoogste waardigheid die Ik aan de mens kan verlenen.
Ik roep wie Ik wil.
Ik verander niet van gedachten.
Mijn gemeenschap met de priester is een band die uniek en eigen is.
Met de priesterwijding krijgt de priester het recht om Mij te naderen,
Mij aan te raken om Mijn Glorie aan de mensen te tonen
en Mij in de Heilige Communie uit te delen.
Als iemand deze activiteiten onderneemt zonder Mijn roeping,
begaat hij de zonde van godslastering.
Alleen Ik heb de bevoegdheid om priesters te benoemen
en hun gezag te verlenen.
[...]
Het wetteloze najagen van eer die alleen door God kan worden verleend,
brengt een vloek over de hele gemeenschap.
[...]
Bedenk dus goed dat ik de enige ben die het recht heeft om priesters te benoemen.
Niemand anders heeft het recht om dat te doen, en Ik zal het ook nooit aan iemand anders verlenen.
Het priesterlijke gezag en de activiteiten blijven onveranderlijk en onschendbaar.
Alles wat daarbovenop komt, is eigenzinnigheid die tegen Mij gericht is,
en dat kan alleen in een gemeenschap waar Mozes en Aäron ontbreken.
Als Ik jullie zou willen doden, zou Ik jullie allemaal moeten doden.
Want wie onder jullie is er zonder zonde?
Toch heb Ik medelijden met jullie,
want jullie zijn als schapen zonder herder,
die de stem van de wolf volgden.
Jullie schuld is kleiner.
De anderen zullen zeker sterven.
Reacties
Een reactie posten