kruisweg 6: zon wil niet meer schijnen - naakt terug naar Hemel - enkel lapje stof (luierdoek)
Moeder Gods:
Hier is de plaats – de berg,
waarop alles zal eindigen
en alles zal beginnen.
Ik zie de zon:
ze wil niet meer schijnen,
ze wil niet schijnen voor degenen die de moord op God begaan,
ze wil haar ogen sluiten samen met haar Schepper,
ze wil samen met Hem uitgaan.
Ik lijd en verwacht het ergste,
verheug me, wachtend op de vervulling van het doel van mijn leven,
het doel van het leven van mijn Kind.
We wachten al lijdend
tot dit moment zal komen.
Jezus staat op
om de klap in het gezicht van de schepping te ontvangen.
Hij die de hele aarde kleedde en versierde, bloemen, bomen, vossen en muizen,
geeft alle bedekking op, blijft naakt voor de ogen van de wereld.
Dit is de grootste vernedering voor zijn Goddelijkheid,
een kwelling voor zijn Menselijkheid,
die de meest wrede boetedoening
accepteert.
Kijk naar Hem,
de schoonheid van Zijn heilig Lichaam, dat Ik met zoveel zorg heb gevoed,
verandert in een vreselijke wonde, een bloedige wonde,
waaronder Ik Mijn Zoon nauwelijks kan herkennen.
Maar deze wond bedekt amper Zijn Lichaam;
de Ziel van Jezus is onveranderlijk,
belast met ondraaglijke pijn,
maar onveranderd.
Ik voel haar zoetheid en helderheid.
Een ster boven sterren die schijnt in de duisternis.
Mijn geliefde, vernederde Zoon keert terug naar huis,
geeft met nederigheid alles terug wat Hij op Aarde heeft ontvangen
en keert terug naar de Hemel, net zoals Hij geboren is.
-
Hij aanvaardt slechts één stukje stof,
waarin Ik Hem de eerste keer heb gewikkeld,
Hij aanvaardt het van Mij en voor Mij.
Het is een geschenk voor Mij
voor deze eerste luier waarin Ik Hem met de grootste eerbied heb gewikkeld.
De herinnering aan Zijn hulpeloosheid vervult Mij met pijn,
want vandaag zie Ik ook Zijn hulpeloosheid,
even groot als die toen Hij een kind was.
Toen lag Hij echter in Mijn handen,
genesteld in Mijn Hart,
gestreeld met liefde.
Nu ligt Hij op de grond,
in de handen van beulen,
gemarteld met haat.
Voor elke kus van Mij op de onschuldige handen,
ontvangt Hij een hamerslag en scheurt het stompe ijzer Zijn Lichaam.
Voor elke kus op de kleine voetjes, ontvangt Hij doordringende pijn.
Oh, hoe vaak voelde Ik, terwijl Ik dit kleine lichaam kuste,
pijn in Mijn Hart, wachtend op de vervulling hiervan.
Ik wilde Hem zoveel kussen geven
om die spijkers alvast goed te maken,
om Zijn heilige leden alvast met liefde te omringen.
Ik wilde een pantser van liefde om Zijn Lichaam creëren,
zodat Hij daarna minder de pijnlijke aanraking van haat zou voelen.
Mijn Kind kreunt en Mijn Hart schreeuwt van de pijn.
– ik kan het niet, Mijn Zoon, ik kan je niet in Mijn armen nemen,
ik kan Je vandaag niet wiegen, ik kan niet naar Je toe rennen, ik kan het niet.
Welke kracht Mij ervan weerhoudt Mijn Kind van hen af te pakken,
ik weet het niet.
Ik schreeuw Mijn ziel uit voor God,
en vul met Mijn tranen alle toekomstige altaren.
Het offer van Mijn Hart opende zich nu volledig,
en als Ik het bloed eruit had moeten gieten,
zou het de hele Aarde hebben bedekt."
Reacties
Een reactie posten